Het Oude Noorden piept

Geboren in 1962, dus als kind maakte ik nog een groot stuk van de wederopbouw van Rotterdam mee.

Als het kleine kereltje dat ik was stond ik er niet zo bij stil, maar iedere keer als ik in ‘de stad’ kwam, de binnenstad dus, dan werd ik geconfronteerd met nog niet zo heel veel binnenstad. De term: “Je kunt er ’s avonds en in het weekend een kanon afschieten” heb ik dan ook veelvuldig gehoord. En na daar vaak over gefantaseerd te hebben, waarom er dan een kanon afgeschoten zou kunnen worden, werd het me naarmate ik ouder werd duidelijk. De stad was nog niet af. Het kanon was er een symbool van. Er was nog weinig te doen, de stad had nog niet echt een hart, dus er waren weinig mensen in de stad als de winkels dicht waren, je kon makkelijk schieten met een kanon zonder mensen te raken.

Mijn opa had het vaak over de stad van vóór het bombardement, hoe mooi het was en hoe hij het miste. Dat er iets anders was geweest en dat het noodgedwongen vervangen moest worden dat wist ik dus. Ik wist waarom ik hoorde wat ik hoorde, namelijk het geluid van de wederopbouw, het geluid van heimachines. Als trouwe werknemers stonden ze dagelijks klaar om een klus te klaren: De mensen hadden een stad nodig met een hart, zij waren de chirurgen die gingen proberen het hart na een transplantatie aan de gang te brengen.

Opgegroeid in het Oude Noorden weet ik uit eigen waarneming dat daar het geluid van de wederopbouw dagelijks waarneembaar was, maar ik neem aan dat het in de andere wijken niet anders was. Je werd ’s ochtends gewekt door het geluid, hoorde het op school, als je uit school kwam, naar huis ging en nog even op straat speelde, kortom, het geluid was er altijd en werd op die manier de trouwste metgezel die je in je jeugd had. Het was dagelijks katjoenk… fffss… katjoenk fffss… Nooit een (werk)dag niet.

Maar toen, het moet ergens in de jaren tachtig geweest zijn, werd het geluid minder. Je raakte niet alleen langzaam aan je jeugd kwijt, maar ook je trouwe metgezel, zo bleek achteraf. Bezig zijnde met je jeugd, je had dus wel wat anders aan je kop, viel het eerlijk gezegd niet eens op. Misschien ook nog niet eens toen het geluid helemaal weg was. Maar op een kwade dag realiseerde je het gewoon ineens: “Ik hoor geen heien meer!”

Of de stad af was, of er was een nieuwe manier van bouwen, ik heb geen idee en ik heb het nooit een expert kunnen vragen. Vanaf dat moment tot vandaag heb ik geen heipaal meer gehoord. Ja even, werd er gebouwd om de hoek en werd er ook geheid. Maar het geluid haalde het niet bij wat ik van vroeger gewend was. Een lullig sisje en niet eens de harde knal deze keer. De knal, ooit zo specifiek voor bouwgeluiden, nu konden ze blijkbaar bouwen zonder er geluid bij te maken.

Hoewel, dat laatste is niet helemaal waar. Bouwen maakt nog steeds herrie, maar dan in een voor mij persoonlijk meer irritantere vorm. Namelijk het achteruitrij piepje. Blijkbaar kan er geen vrachtwagen meer achteruitrijden zonder zo’n irritante waarschuwingspiep. En omdat een stad nooit af is, ook nooit helemaal ‘gewederopbouwd’ groeit er nu een generatie op die niet de heigeluiden koppelt aan hun jeugd, maar de achteruitrijpiepjes. Over vijftig jaar zeggen ze: “Weet je nog, toen de stad omgebouwd moest worden van arbeidersstad tot woonstad? Toen bestaande woningen omgetoverd moesten worden tot riante woningen waar mensen grif geld voor zouden betalen. Toen werd ik iedere dag gewekt door achteruitrijdende vrachtauto’s. Het geluid van mijn jeugd. Nooit een (werk)dag niet…”

Marcel
 

Marcel is geboren en getogen in het Oude Noorden en schrijft zo nu en dan een column voor de Noordergids. Bekijk hier alle columns tot nu toe.


De Noordergids heeft ook een pagina op Facebook. Volg ons en krijg automatisch onze berichten in je nieuwsoverzicht. Ga naar de Noordergids op Facebook.

De open Facebookgroep Oude Noorden 010web is op zoek naar nieuwe leden.
Schuiven naar boven